Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

Grondslagen van waardering en resultaatbepaling

Algemeen

Algemene gegevens en groepsverhoudingen

Het Universitair Medisch Centrum Utrecht (hierna: UMC Utrecht) is statutair (en feitelijk) gevestigd in Utrecht, Heidelberglaan 100, en is geregistreerd onder KvK-nummer 30244197. Het UMC Utrecht staat aan het hoofd van een groep. De daarin opgenomen entiteiten worden in het vervolg van de grondslagen van waardering en resultaatbepaling expliciet benoemd.

De kerntaken van het UMC Utrecht betreffen zorg, onderwijs en onderzoek. Het UMC Utrecht is een publiekrechtelijke rechtspersoon op grond van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). Sinds 1991 bestaat een samenwerkingsverband met het Ministerie van Defensie. Op 1 oktober 1997 is de Stichting ‘Het Wilhelmina Kinderziekenhuis’ gefuseerd met het toenmalige Academisch Ziekenhuis Utrecht. Op 2 maart 1998 is met de Universiteit Utrecht een gemeenschappelijk uitvoeringsorgaan ingesteld zoals bedoeld in artikel 12.22 WHW. Met ingang van 1 januari 2000 is eenheid van rechtspositie en werkgeverschap bereikt voor de medewerkers van de Faculteit Geneeskunde.

Sinds 2018 bestaat er een samenwerkingsverband met het Prinses Máxima Centrum.

Verslaggevingsperiode

Deze jaarrekening heeft betrekking op het boekjaar 2021 dat is geëindigd op 31 december 2021.

Grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Regeling verslaggeving WTZi (RvW). Hierin wordt onder andere verwezen naar BW 2 Titel 9 en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, waaronder RJ 655 voor zorginstellingen.

De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en het resultaat zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders vermeld in de verdere grondslagen.

Presentatie van de financiële gegevens

Tenzij anders vermeld zijn alle financiële gegevens opgenomen in duizenden euro's.

Continuïteitsveronderstelling

COVID-19 heeft ook komende periode impact op onze patiënten, medewerkers en bedrijfsvoering. Ten aanzien van de financiële continuïteit zijn de onzekerheden echter beperkt. Net als voor 2020 en 2021 zijn met zorgverzekeraars passende financiële afspraken gemaakt. Als basis gelden de bilaterale afspraken tussen de zorgverzekeraars en het UMC Utrecht. Daarnaast is op 23 december 2021 ‘Gezamenlijke COVID-afspraken MSZ 2022’ gepubliceerd. Dit betreft de vastlegging van sectorbrede afspraken tussen ZN, NVZ en NFU om ook in 2022 COVID-19 gerelateerde risico’s af te dekken. De bredere afspraken betreffen samengevat;

  • hardheidsclausule,

  • beschikbaarheidsvergoeding voor extra geleverde IC-capaciteit,

  • passende compensatie voor productie-uitval,

  • (gedeeltelijke) dekking van generieke meerkosten,

  • dekkende vergoeding voor COVID-19 zorg, en

  • ‘Omikron-clausule’ om overige onvoorziene risico’s af te dekken.

Daarnaast gelden ook voor 2022 overige faciliteiten, zoals ministeriële regelingen voor de vergoeding van IC-opschaling en inzet, en de tegemoetkoming voor de impact op onderzoek en onderwijs.

Het UMC Utrecht stuurt actief op het in stand houden van de gezonde vermogens- en liquiditeitspositie. In dat kader wordt onder andere de jaarlijkse begroting opgesteld met als doel om minimaal een positief resultaat te behalen dat noodzakelijk is om de vermogenspositie in stand te houden. Het UMC Utrecht is afgelopen jaren in staat gebleken om steeds de begroting te realiseren. De begroting voor 2022 en meerjarenprognose geven evenals actuele managementrapportages geen indicaties die duiden op een risico op het gebied van vermogen en liquiditeit.

Als wij onze eigen financiële positie en vooruitzichten in ogenschouw nemen, en daarbij rekening houden met de in de vorige paragraaf genoemde afspraken en toezeggingen, is er geen sprake van materiële onzekerheid die ernstige twijfel kan doen rijzen of het UMC Utrecht haar activiteiten voort kan zetten en is derhalve de jaarrekening 2021 opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.

Vergelijking met voorgaand jaar en vergelijkende cijfers

De grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van voorgaand jaar. De cijfers over 2020 zijn op onderdelen geherrubriceerd teneinde vergelijkbaarheid met 2021 mogelijk te maken. Het betreft de volgende herrubriceringen:

  • Herrubricering binnen de Overige kortlopende schulden van Overige overlopende passiva naar Belastingen en premies sociale verzekeringen;

  • Herrubricering van Sociale lasten en Andere personeelskosten naar Lonen en salarissen;

  • Herrubricering van Bijzondere waardevermindering naar Afschrijvingen.

Stelselwijzigingen, schattingswijzigingen en foutherstel

Er is in de jaarrekening 2021 geen sprake van stelselwijzigingen, schattingswijzigingen of foutherstel.

Gebruik van schattingen

De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.

De volgende waarderingsgrondslagen zijn naar de mening van het management het meest kritisch voor het weergeven van de financiële positie, en vereisen een aantal schattingen en veronderstellingen:

1. Covid-19

De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van gemaakte afspraken en opgestelde regelingen in het kader van COVID-19, zoals de CB-regeling (continuïteitsbijdrage) en de hardheidsclausule, de Regeling Zorgbonus COVID-19 en de Subsidieregeling opschaling curatieve zorg COVID-19. De beoogde doelstellingen en de strekking voor al deze regelingen zijn helder. Echter, de nadere uitwerking en wijze van verantwoording en beschikking is op dit moment nog niet voor alle regelingen geconcretiseerd. Eventuele onzekerheden in dat kader zijn in de jaarrekening verwerkt en toegelicht, gelijk aan de verwerking en toelichting van reguliere schattingen ten aanzien van onzekerheden die normaliter worden gemaakt bij het opstellen van de jaarrekening.

Ziekenhuizen en UMC’s maken jaarlijks een schatting om reguliere zorgcontracten met zorgverzekeraars op schadelastjaar te vertalen naar boekjaren. Deze schatting is in belangrijke mate gebaseerd op ervaringscijfers. Ook ten aanzien van de CB-regeling geldt dat een vertaling van schadelastjaar naar boekjaar dient plaats te vinden. In de jaarrekening 2021 heeft, net als in 2020, de toerekening van deze regelingen van schadelastjaar naar boekjaar, mits materieel en representatief, plaatsgevonden conform het in 2019 gerealiseerde toerekeningspercentage.

2. Toerekening van de contractafspraken met de zorgverzekeraars op schadejaar 2021 aan het boekjaar 2021

Het UMC Utrecht heeft met de zorgverzekeraars ook voor 2021 schadelastafspraken (waaronder plafondafspraken) gemaakt. Toerekening van de schadelastafspraken aan het boekjaar 2021 heeft plaatsgevonden op basis van een beste schatting van het voortgangspercentage ultimo 2019, conform voorgaande paragraaf, rekening houdend met de verwachte effecten van rechtmatigheidscontroles 2021. Nuanceringen op de omzet als gevolg van deze toerekening zijn als kortlopende verplichting opgenomen op de balans. De uiteindelijke uitkomsten zullen later blijken uit de afrekeningen met zorgverzekeraars. In deze jaarrekening is de beste inschatting van het financieel effect op de omzet en daarmee samenhangende posten verwerkt.

3. De finale afrekening van schadelastjaren 2016 tot en met 2020 met zorgverzekeraars

Afgelopen periode zijn oude schadelastjaren in belangrijke mate afgerekend met de zorgverzekeraars. Echter, dit betekent niet dat geen risico’s meer spelen ten aanzien van deze schadelastjaren. In geval van discussies ten aanzien van (mogelijk) onrechtmatig gefactureerde zorg hebben zorgverzekeraars de mogelijkheid om de gefactureerde zorg tot vijf jaar terug te beoordelen. Omdat de afrekening van schadelastjaren als gevolg van meerdere aspecten een complex traject is, vraagt de finale afrekening zowel voor ziekenhuizen als voor de zorgverzekeraars in bepaalde mate nadere analyse, en is de doorlooptijd van de finale afrekening relatief lang. In 2021 zijn openstaande posities tussen het UMC Utrecht en zorgverzekeraars verder teruggebracht. Verwacht wordt dat de finale afrekening van oudere schadelastjaren in belangrijke mate in 2022 zal plaatsvinden. In de jaarrekening is de beste inschatting opgenomen van de schuld/vorderingspositie met de zorgverzekeraars voor de oudere schadelastjaren. Nadere analyse kan leiden tot een andere vaststelling van het finaal met elkaar af te rekenen bedrag per schadelastjaar per zorgverzekeraar.

Consolidatie

In de geconsolideerde jaarrekening van het UMC Utrecht zijn de financiële gegevens verwerkt van de tot de groep behorende maatschappijen en andere rechtspersonen waarop overwegende zeggenschap kan worden uitgeoefend of waarover de centrale leiding wordt gevoerd.

Deze jaarrekening bevat de financiële informatie van zowel het UMC Utrecht als de geconsolideerde maatschappijen van het UMC Utrecht.

De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld met toepassing van de grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling van het UMC Utrecht.

Gegevens van geconsolideerde maatschappijen die andere grondslagen hanteren, zijn omgerekend naar de grondslagen van de rechtspersoon. Alleen wegens gegronde en in de toelichting vermelde redenen zijn in de geconsolideerde jaarrekening afwijkende grondslagen gehanteerd.

Entiteiten

Entiteiten

Kapitaalbelangen

UMC Utrecht Holding B.V., Utrecht
(kernactiviteit: houdstermaatschappij)

100%

 

Zeggenschapsbelangen

Prof. Fritz Redlschool voor langdurig zieke kinderen, Soest
(kernactiviteit: het geven van speciaal onderwijs aan langdurig zieke kinderen die in behandeling zijn bij het UMC Utrecht of in enig ander ziekenhuis)

100%

Stichting Universitair Verloskundig Centrum, Utrecht
(kernactiviteit: het verlenen van verloskundige zorg)

100%

Stichting Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra, Utrecht
(kernactiviteit: faciliteren van een geïntegreerd zorgaanbod, en
het ontwikkelen van wetenschappelijk kennis op het gebied van
eerste lijnzorg).

67%

De financiële gegevens van de groepsmaatschappijen en de andere in de consolidatie betrokken rechtspersonen en vennootschappen zijn volledig in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen onder eliminatie van de onderlinge verhoudingen en transacties. Belangen van derden in het vermogen en in het resultaat van groepsmaatschappijen zijn afzonderlijk in de geconsolideerde jaarrekening tot uitdrukking gebracht. De resultaten van eventueel nieuw verworven deelnemingen worden vanaf het moment van opneming in de groep in de geconsolideerde resultatenrekening verantwoord. Er hebben in 2021 geen acquisities dan wel desinvesteringen plaatsgevonden ten aanzien van groepsmaatschappijen van het UMC Utrecht.

De jaarrekeningen van binnen de groep vallende steunstichtingen zijn niet meegenomen in de consolidatie. Dit is ook niet verplicht voor steunstichtingen die voldoen aan criteria zoals opgenomen in artikel 7 lid 6 Regeling verslaggeving WTZi.

Verbonden rechtspersonen

Het UMC Utrecht kent de volgende verbonden rechtspersonen:

Stichting Vrienden van het UMC Utrecht, Utrecht (kernactiviteit: fondsenwerving)
Stichting WKZ-Fonds, Utrecht (kernactiviteit: fondsenwerving)
Sophie Bueninck Stichting, Utrecht (kernactiviteit: fondsenwerving)
Girard de Mielet van Coehoorn Stichting, Utrecht (kernactiviteit: bevorderen medisch wetenschappelijk niveau)
Edward Jenner Stichting, Utrecht (kernactiviteit: bevorderen van onderwijs en onderzoek inzake immunologie)

De transacties met aan het UMC Utrecht verbonden rechtspersonen zijn minimaal van omvang en bestaan nagenoeg geheel uit de doorbelasting van door het UMC Utrecht aan verbonden rechtspersonen verleende administratieve dienstverlening. Deze transacties hebben onder normale marktvoorwaarden plaatsgevonden.

Er hebben geen transacties plaatsgevonden met aan het UMC Utrecht verbonden natuurlijke personen.

Grondslagen van waardering van activa en passiva

Activa eB100:I102

Activa en passiva worden tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs opgenomen, tenzij anders vermeld in de verdere grondslagen. Toelichtingen op posten in de balans, resultatenrekening en kasstroomoverzicht zijn in de jaarrekening genummerd.

Een actief wordt in de balans verwerkt wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de onderneming zullen toevloeien en het actief een kostprijs of een waarde heeft waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Activa die hier niet aan voldoen worden niet in de balans verwerkt, maar worden aangemerkt als niet in de balans opgenomen activa.

Een verplichting wordt in de balans verwerkt wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen en de omvang van het bedrag waartegen de afwikkeling zal plaatsvinden op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld. Onder verplichtingen worden mede voorzieningen begrepen. Verplichtingen die hier niet aan voldoen worden niet in de balans opgenomen, maar worden verantwoord als niet in de balans opgenomen verplichtingen.

Een in de balans opgenomen actief of verplichting blijft op de balans opgenomen als een transactie niet leidt tot een belangrijke verandering in de economische realiteit met betrekking tot het actief of de verplichting. Dergelijke transacties geven evenmin aanleiding tot het verantwoorden van resultaten. Bij de beoordeling of er sprake is van een belangrijke verandering in de economische realiteit wordt uitgegaan van de economische voordelen en risico’s die zich naar waarschijnlijk in de praktijk zullen voordoen, en niet op voordelen en risico’s waarvan redelijkerwijze niet te verwachten is dat zij zich voordoen.

Een actief of verplichting wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot het actief of de verplichting aan een derde zijn overgedragen. De resultaten van de transactie worden in dat geval direct in de resultatenrekening opgenomen, rekening houdend met eventuele voorzieningen die dienen te worden getroffen in samenhang met de transactie. Indien de weergave van de economische realiteit ertoe leidt dat het opnemen van activa waarvan de rechtspersoon niet het juridisch eigendom bezit, wordt dit feit vermeld.

Een actief en een post van het vreemd vermogen worden gesaldeerd in de jaarrekening opgenomen uitsluitend indien en voor zover een deugdelijk juridisch instrument beschikbaar is om het actief en de post van het vreemd vermogen gesaldeerd en simultaan af te wikkelen en het stellige voornemen bestaat om het saldo als zodanig of beide posten simultaan af te wikkelen.

De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro's, wat ook de functionele valuta is van het UMC Utrecht. Bezittingen en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoers per balansdatum. De verschillen die verband houden met wijzigingen van wisselkoersen worden in de resultatenrekening verwerkt. Verplichtingen in vreemde valuta per balansdatum bedragen € 483.949.

Immateriële en materiële vaste activa

Immateriële en materiële vaste activa worden in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige voordelen die dat actief in zich bergt, zullen toekomen aan het UMC Utrecht en de kosten van dat actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

De immateriële en materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs onder aftrek van cumulatieve afschrijvingen en cumulatieve bijzondere waardeverminderingen.

De afschrijvingstermijnen van immateriële en materiële vaste activa zijn gebaseerd op de verwachte economische levensduur van het vast actief.

Materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur worden afzonderlijk afgeschreven op basis van het verwachte gebruik. Het UMC Utrecht past de componentenbenadering toe voor materiële vaste activa indien belangrijke afzonderlijke bestanddelen van een materieel vast actief van elkaar te onderscheiden zijn. Rekening houdend met verschillen in gebruiksduur of verwacht gebruikspatroon, worden deze bestanddelen afzonderlijk afgeschreven.

In het geval dat de betaling van de kostprijs van een materieel vast actief plaatsvindt op grond van een langere dan normale betalingstermijn, wordt de kostprijs van het actief gebaseerd op de contante waarde van de verplichting. In het geval dat materiële vaste activa worden verworven in ruil voor een niet-monetair actief, wordt de kostprijs van het materieel vast actief bepaald op basis van de reële waarde voor zover de ruiltransactie leidt tot een wijziging in de economische omstandigheden en de reële waarde van het verworven actief of van het opgegeven actief op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld.

De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de verkrijgings- of vervaardigingsprijs volgens de lineaire methode op basis van de verwachte economische levensduur. Er wordt afgeschreven vanaf het moment dat het actief gereed is voor ingebruikname. Op bedrijfsterreinen en op vaste activa in ontwikkeling en vooruitbetalingen op materiële vaste activa wordt niet afgeschreven. De WTZi/WMG-gefinancierde materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen aanschaffing- of vervaardigingkosten, tot een maximum van de goedgekeurde investering, onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De bebouwde terreinen zijn in de post gebouwen verwerkt. De overige terreinen zijn ‘om niet’ verkregen.

De volgende afschrijvingspercentages worden hierbij gehanteerd:

  • Bedrijfsgebouwen : 2,5% - 5% - 10%.

  • Machines en installaties : 6,6%.

  • Andere vaste bedrijfsmiddelen : 10% - 33,3%.

  • Kosten van concessies, vergunningen en rechten van intellectuele eigendom : 20% - 33,3%.

In de investeringen is geen geactiveerde rente opgenomen.

Voor zover subsidies of daaraan gelijk te stellen vergoedingen zijn ontvangen als eenmalige bijdrage in de afschrijvingskosten, zijn deze als investeringssubsidies (vooruitontvangen bedrag) onder de langlopende schulden opgenomen.

Groot onderhoud

De kosten van periodiek groot onderhoud worden conform de componentenbenadering geactiveerd en afgeschreven.

Bijzondere waardeverminderingen

Vaste activa met een lange levensduur worden beoordeeld op bijzondere waardeverminderingen wanneer wijzigingen of omstandigheden zich voordoen die doen vermoeden dat de boekwaarde van een actief niet terugverdiend zal worden. Als dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief geschat. De realiseerbare waarde is de hoogste van de bedrijfswaarde en de opbrengstwaarde. De terugverdienmogelijkheid van activa die in gebruik zijn, wordt bepaald door de boekwaarde van een actief te vergelijken met de opbrengstwaarde of de bedrijfswaarde zijnde de geschatte contante waarde van de toekomstige netto kasstromen die het actief naar verwachting zal genereren.

Wanneer de boekwaarde van een actief hoger is dan de geschatte contante waarde van de toekomstige kasstromen, worden bijzondere waardeverminderingen verantwoord voor het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op de geschatte verkoopprijs minus de geschatte kosten welke nodig zijn om de verkoop te realiseren. Het UMC Utrecht heeft ultimo 2021 een bedrijfswaardeberekening opgesteld. In deze berekening is via de zogenaamde discounted cashflow benadering berekend hoe de toekomstige cashflows zich verhouden tot de waardering van de aanwezige activa. Daarbij is het UMC Utrecht als één kasstroomgenererende eenheid beschouwd. De uitkomst van deze bedrijfswaardeberekening leidt tot de conclusie dat over 2021 geen signalen bestaan die nopen tot een afwaardering van de activa.

Belangrijke veronderstellingen die zijn gehanteerd bij het berekenen van de bedrijfswaarde zijn:

  • Het UMC Utrecht wordt als één kasstroomgenererende eenheid bezien.

  • De totale levensduur van het vastgoed wordt geschat op 40 jaar. De levensduur van (grootschalige) renovaties wordt geschat op 20 tot 30 jaar. Dit conform de gehanteerde afschrijvingssystematiek.

  • Er wordt niet gerekend met een restwaarde.

  • De gehanteerde kasstromen zijn bepaald aan de hand van een financiële meerjarenraming tot en met 2030 en vervolgens geëxtrapoleerd.

  • Een benadering van de vervangingsinvesteringen tot het niveau dat noodzakelijk wordt geacht om het betreffende vastgoed tot aan het einde levensduur in gebruik te houden.

  • Een disconteringsvoet van 5%, zijnde het gemiddelde van de externe vermogenskosten van 4% in de meerjarenraming (actueel circa 1,9%) en het gewenste rendement op het eigen vermogen. Kosten en opbrengsten worden jaarlijks geïndexeerd met 1%.

Naast de beoordeling van de bedrijfswaarde is ook gekeken naar andere indicaties die duiden op een duurzame waardevermindering.

Financiële vaste activa

De financiële vaste activa worden gewaardeerd tegen reële waarde en vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs.

Deelnemingen in groepsmaatschappijen en overige deelnemingen waarin invloed van betekenis kan worden uitgeoefend, worden gewaardeerd volgens de nettovermogenswaardemethode. Invloed van betekenis wordt door het UMC Utrecht beoordeeld bij het kunnen uitbrengen van 20% of meer van de stemrechten. De nettovermogenswaarde wordt berekend volgens de grondslagen die gelden voor de jaarrekening van het UMC Utrecht; voor deelnemingen waarvan onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor aanpassing aan deze grondslagen, wordt uitgegaan van de waarderingsgrondslagen van de desbetreffende deelneming. Indien de waardering van een deelneming volgens de nettovermogenswaarde negatief is, wordt deze op nihil gewaardeerd. Indien leningen aan deze deelneming zijn verstrekt en deze dienen te worden gezien als onderdeel van de netto-investering, worden hierop ook voorzieningen getroffen. Indien noodzakelijk zal de instelling een voorziening opnemen ter grootte van de terugbetalingsverplichtingen op basis van gewekte verwachtingen jegens deelneming of garantstelling. Deelnemingen waarop geen invloed van betekenis kan worden uitgeoefend, worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. Indien sprake is van een duurzame waardevermindering vindt waardering plaats tegen deze lagere waarde; afwaardering vindt plaats ten laste van de resultatenrekening.

Indien sprake is van een stellig voornemen tot afstoting vindt waardering plaats tegen de eventuele lagere verwachte verkoopwaarde. Indien de onderneming een actief of een passief overdraagt aan een deelneming die wordt gewaardeerd op verkrijgingsprijs of actuele waarde, wordt de winst of het verlies voortvloeiend uit deze overdracht direct en volledig in de geconsolideerde resultatenrekening verwerkt, tenzij de winst op de overdracht in wezen niet is gerealiseerd.

De leningen aan niet-geconsolideerde deelnemingen worden initieel opgenomen tegen reële waarde.

De grondslagen voor overige financiële vaste activa zijn opgenomen onder het kopje Financiële Instrumenten.

Dividenden worden verantwoord in de periode waarin zij betaalbaar worden gesteld. Rentebaten worden verantwoord in de periode waartoe zij behoren, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de desbetreffende post. Eventuele winsten of verliezen worden verantwoord onder de financiële baten en lasten.

Bijzondere waardeverminderingen financiële activa

Een financieel actief dat niet wordt gewaardeerd tegen (1) reële waarde met waardewijzigingen in de resultatenrekening of (2) geamortiseerde kostprijs of lagere marktwaarde, wordt op iedere verslagdatum beoordeeld om te bepalen of er objectieve aanwijzingen bestaan dat het actief een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. Een financieel actief wordt geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waardevermindering indien er objectieve aanwijzingen zijn dat na de eerste opname van het actief zich een gebeurtenis heeft voorgedaan die een negatief effect heeft op de verwachte toekomstige kasstromen van dat actief en waarvan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt.

Handels- en huurdebiteuren die niet individueel onderhevig zijn gebleken aan bijzondere waardevermindering worden collectief beoordeeld of deze onderhevig zijn aan bijzondere waardevermindering, dit door samenvoeging van vorderingen met vergelijkbare risicokenmerken. Bij de beoordeling van de collectieve waardevermindering gebruikt de instelling historische trends met betrekking tot de waarschijnlijkheid van het niet nakomen van betalingsverplichtingen en de stijging van het aantal betalingsachterstanden van meer dan 180 dagen in de portefeuille. De uitkomsten worden bijgesteld als het management van de instelling van oordeel is dat de huidige economische en kredietomstandigheden zodanig zijn dat het waarschijnlijk is dat de daadwerkelijke verliezen hoger dan wel lager zullen zijn dan historische trends suggereren.

De boekwaarde van vorderingen wordt verminderd met de voorziening voor dubieuze debiteuren. Vorderingen die niet incasseerbaar zijn worden afgeboekt van de voorziening. Andere toevoegingen en onttrekkingen aan de voorziening worden in de resultatenrekening verantwoord.

Als in een latere periode de waarde van het actief, onderhevig aan een bijzondere waardevermindering, stijgt en het herstel objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de opname van het bijzondere waardeverminderingsverlies, wordt het bedrag uit hoofde van het herstel (tot maximaal de oorspronkelijke kostprijs) opgenomen in de resultatenrekening.

Kapitaalbelangen die niet worden aangemerkt als deelneming worden, indien aanwezig, onder de effecten gerubriceerd.

Vervreemding van vaste activa

Voor verkoop beschikbare activa worden gewaardeerd tegen boekwaarde of lagere opbrengstwaarde.

Voorraden

De voorraden zijn gewaardeerd tegen kostprijs. Indien daartoe aanleiding bestaat, wordt een voorziening voor incourantheid in mindering gebracht.

Financiële instrumenten

Financiële instrumenten omvatten handels- en overige vorderingen, geldmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, handelsschulden en overige te betalen posten. Deze instrumenten worden gewaardeerd tegen reële waarde.

Financiële instrumenten kunnen tevens in contracten besloten afgeleide financiële instrumenten bevatten (derivaten). Deze worden door de instelling gescheiden van het basiscontract en apart verantwoord indien;

  • de economische kenmerken en risico's van het basiscontract het daarin besloten derivaat niet nauw verwant zijn, en;

  • indien een apart instrument met dezelfde voorwaarden als het in het contract besloten derivaat aan de definitie van een derivaat zou voldoen, en;

  • het gecombineerde instrument niet wordt gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de resultatenrekening.

Het UMC Utrecht heeft geen afgeleide financiële instrumenten (derivaten).

Saldering van financiële instrumenten

Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als de instelling beschikt over een deugdelijk juridisch instrument om het financiële actief en de financiële verplichting gesaldeerd af te wikkelen en de instelling het stellige voornemen heeft om het saldo als zodanig netto of simultaan af te wikkelen. Als sprake is van een overdracht van een financieel actief dat niet voor verwijdering uit de balans in aanmerking komt, wordt het overgedragen actief en de daarmee samenhangende verplichting niet gesaldeerd.

Verstrekte leningen en overige vorderingen

Verstrekte leningen en overige vorderingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve rentemethode, verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen.

Langlopende en kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen

Langlopende en kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode.

De aflossingsverplichtingen voor het komend jaar van de langlopende schulden worden opgenomen onder kortlopende schulden.

Onderhanden werk uit hoofde van DBC's / DBC-zorgproducten

Het onderhanden werk uit hoofde van DBC's / DBC-zorgproducten wordt gewaardeerd tegen de opbrengstwaarde of de vervaardigingsprijs, zijnde de afgeleide verkoopwaarde van de reeds bestede verrichtingen. De productie van het onderhanden werk is bepaald door de openstaande verrichtingen te koppelen aan de DBC's / DBC-zorgproducten die ultimo boekjaar openstonden. Verrichtingen die ultimo boekjaar niet gekoppeld konden worden zijn gewaardeerd tegen kostprijs. Een voorziening wordt gevormd indien de waarde van een positie niet of niet geheel gerealiseerd kan worden. Op het onderhanden werk worden de voorschotten die ontvangen zijn van verzekeraars in mindering gebracht. Mocht er een negatieve positie ontstaan dan wordt deze gepresenteerd onder de kortlopende schulden.

Vorderingen

De eerste waardering van vorderingen is tegen reële waarde, inclusief transactiekosten. De vervolgwaardering van vorderingen is tegen geamortiseerde kostprijs die, indien geen sprake is van agio/disagio of transactiekosten, gelijk is aan nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid. De voorziening wordt bepaald op basis van een beoordeling van de ouderdom van de vordering en de tegenpartij.

Effecten

Het UMC Utrecht heeft geen effecten.

Liquide middelen

Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.

Liquide middelen die naar verwachting langer dan 12 maanden niet ter beschikking staan van de organisatie, worden gerubriceerd als financiële vaste activa.

Eigen vermogen

Financiële instrumenten die op grond van de economische realiteit worden aangemerkt als eigenvermogensinstrumenten, worden gepresenteerd onder het eigen vermogen. Financiële instrumenten die op grond van de economische realiteit worden aangemerkt als een financiële verplichting, worden gepresenteerd onder schulden. Rente, dividenden, baten en lasten met betrekking tot deze financiële instrumenten worden in de resultatenrekening verantwoord als kosten of opbrengsten.

Bestemmingsreserves

Bestemmingsreserves zijn reserves waaraan door de bevoegde organen van de instelling een beperktere bestedingsmogelijkheid is aangebracht dan op grond van de statuten zou bestaan.

Algemene reserve en overige reserves

Onder algemene en overige reserves is opgenomen dat deel van het eigen vermogen, waarover de bevoegde organen binnen de statutaire doelstellingen van de instelling vrij kunnen beschikken.

Aanwending van bestemmingsreserves

Uitgaven die worden gedekt uit bestemmingsreserves worden in de resultatenrekening verantwoord, en via de resultaatbestemming ten laste van de betreffende reserve gebracht. Wijzigingen in de beperking van de bestemming van reserves welke door de daartoe bevoegde organen of instanties worden aangebracht, worden als overige mutatie binnen het eigen vermogen verwerkt.

Voorzieningen

Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan en die het gevolg zijn van een gebeurtenis uit het verleden, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichting en verliezen af te wikkelen.

Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting.

Personele voorzieningen worden, indien het effect van de tijdswaarde van geld materieel is, gewaardeerd tegen de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichting af te wikkelen. De disconteringsvoet voor belastingen waartegen contant wordt gemaakt, geeft de actuele marktrente weer. Hierin zijn de risico's waarmee bij het schatten van de toekomstige uitgaven reeds rekening is gehouden niet betrokken.

De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde indien de tijdswaarde van het geld niet materieel is of de periode waarover de uitgaven contant worden gemaakt maximaal een jaar is.

Per individuele significante voorziening volgt hieronder een toelichting van de grondslagen voor waardering:

Voorziening voor wachtgelden en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid

Het UMC Utrecht is voor de wachtgelden en de regeling werkhervatting gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid eigen risicodrager. Deze voorzieningen hebben betrekking op toekomstige verplichtingen uit hoofde van genoemde regelingen. De voorzieningen zijn berekend volgens de statische methode. Het bedrag van de voorziening wordt bepaald op basis van kennis en verwachtingen over hoogte en duur van per balansdatum lopende betalingsverplichtingen. De voorzieningen worden aangehouden op het niveau van de contante waarde van de verplichtingen. Gezien de beperkte looptijd en de huidige rentestanden is in de jaarrekening 2021 voor deze voorzieningen gesteld dat de contante waarde gelijk is aan de nominale waarde.

Voorziening persoonlijk budget

De voorziening persoonlijk budget had in het verleden betrekking op aanspraken zoals deze voortvloeien uit de CAO Academische Ziekenhuizen inzake de toegekende persoonlijke budgetten. Als gevolg van wijzigingen in de CAO is de opbouw per 1 januari 2019 gestopt. Medewerkers hadden nog de mogelijkheid tot en met 31 december 2021 om aanspraak te maken op hun budget. Het niet bestede budget per 31 december 2021 is vrijgevallen ten gunste van het resultaat.

Voorziening jubileumverplichtingen

De jubileumvoorziening betreft een voorziening voor toekomstige jubileumuitkeringen. De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst uit te keren jubileumuitkeringen. De berekening is actuarieel bepaald en gebaseerd op onder andere gedane toezeggingen, blijfkans en leeftijd. De gehanteerde disconteringsvoet bedraagt 0,44% (gebaseerd op een horizon van 7-10 jaar).

Voorziening transitieregeling

De voorziening inzake de transitieregeling is uit hoofde van de WAB en als gevolg van de inwerkingtreding van de Wnra per 1 januari 2020 gevormd. De voorziening dient ter dekking van toekomstige uitkeringen aan medewerkers met een tijdelijke aanstelling per 31 december 2021, waarvan vanuit het UMC Utrecht de aanstelling naar verwachting niet wordt verlengd.

Reorganisatievoorziening

Een reorganisatievoorziening wordt gevormd indien in het verslagjaar een geformaliseerd reorganisatieplan is opgesteld en er de verwachting is gewekt dat de reorganisatie zal worden uitgevoerd door met name de reorganisatie te communiceren aan hen waarvoor er gevolgen zijn.

Voorziening generatieregeling

Sinds 2021 heeft het UMC Utrecht een generatieregeling geïmplementeerd. Momenteel bevindt deze generatieregeling zich in een pilot fase van twee jaar, vooruitlopend op een verplichting in de nieuwe CAO voor UMC's. De generatieregeling is ultimo 2021 bepaald op basis van het aantal aangemelde medewerkers, rekening houdend met de toekomstige kosten per medewerker tot aan het moment van pensionering en de verwachte instroom van medewerkers in 2022.

Overige voorzieningen

De overige voorzieningen zijn gevormd ter dekking van specifieke risico's met een veelal incidenteel karakter. Deze voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is in te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen.

Schulden

Onder de langlopende schulden worden schulden opgenomen met een resterende looptijd van meer dan één jaar. De kortlopende schulden hebben een verwachte looptijd van maximaal één jaar. De schulden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs (nominale waarde). De aflossingsverplichtingen voor het komend jaar van de langlopende schulden worden opgenomen onder kortlopende schulden.

Investeringssubsidies

De investeringssubsidies bestaan vooral uit de egalisatierekening à fonds perdu gefinancierde activa. Dit betreft door het Rijk à fonds perdu ter beschikking gestelde middelen ten behoeve van financiering van tot 1 januari 1988 aangeschafte materiële vaste activa, is per 1 januari 2008 aangemerkt als investeringssubsidie en als afzonderlijke post opgenomen onder de langlopende schulden. De investeringssubsidie valt onder de post afschrijvingen vrij ten gunste van het resultaat conform de afschrijvingen van het desbetreffende activa. Ook overige door het UMC Utrecht ontvangen investeringssubsidies zijn hier opgenomen.

Leasing

De instelling kan financiële en operationele leasecontracten afsluiten. Een leaseovereenkomst waarbij de voor- en nadelen verbonden aan het eigendom van het leaseobject geheel of nagenoeg geheel door de lessee worden gedragen, wordt aangemerkt als een financiële lease. Alle andere leaseovereenkomsten classificeren als operationele leases. Bij de leaseclassificatie is de economische realiteit van de transactie bepalend en niet zozeer de juridische vorm. Classificatie van de lease vindt plaats op het tijdstip van het aangaan van de betreffende leaseovereenkomst. De instelling heeft geen financiële lease overeenkomsten afgesloten.

Operationele leases

Als de instelling optreedt als lessee in een operationele lease, wordt het leaseobject niet geactiveerd. Vergoedingen die worden ontvangen als stimulering voor het afsluiten van een overeenkomst worden verwerkt als een vermindering van de leasekosten over de leaseperiode. Leasebetalingen en vergoedingen inzake operationele leases worden lineair over de leaseperiode ten laste respectievelijk ten gunste van de resultatenrekening gebracht, tenzij een andere toerekeningsystematiek meer representatief is voor het patroon van de met het leaseobject te verkrijgen voordelen.

Overige activa en passiva

Alle overige posten in de balans zijn gewaardeerd op de nominale waarde.

Grondslagen voor resultaatbepaling

Algemeen

Het resultaat wordt bepaald als het verschil tussen de baten en de lasten over het verslagjaar, met inachtneming van de hiervoor reeds vermelde waarderingsgrondslagen.

Baten worden in de resultatenrekening opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Baten worden verantwoord in het jaar waarin de baten zijn gerealiseerd. Lasten worden in aanmerking genomen in het jaar waarin deze voorzienbaar zijn. De overige baten en lasten worden toegerekend aan de verslagperiode waarop deze betrekking hebben.

Baten en lasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, worden aan dit boekjaar toegerekend.

Opbrengsten

Opbrengsten uit het verlenen van diensten worden in de resultatenrekening verwerkt wanneer het bedrag van de opbrengsten op betrouwbare wijze kan worden bepaald, de inning van de te ontvangen vergoeding waarschijnlijk is, de mate waarin de dienstverlening op balansdatum is verricht betrouwbaar kan worden bepaald en de reeds gemaakte kosten en de kosten die (mogelijk) nog moeten worden gemaakt om de dienstverlening te voltooien op betrouwbare wijze kunnen worden bepaald.
Indien het resultaat van een bepaalde opdracht tot dienstverlening niet op betrouwbare wijze kan worden bepaald, worden de opbrengsten verwerkt tot het bedrag van de kosten van de dienstverlening die worden gedekt door de opbrengsten.
De met de opbrengsten samenhangende lasten worden toegerekend aan de periode waarin de baten zijn verantwoord.

Opbrengsten zorgprestaties

De opbrengsten zorgprestaties bestaan uit de omzet DBC's en DBC zorgproducten (opbrengsten zorgverzekeringswet en overige zorgprestaties) en de beschikbaarheidsbijdragen Zorg (waaronder de academische component). De omzet van de DBC’s en zorgproducten is verantwoord conform de richtlijnen van de NZa. Daar waar van toepassing is zo goed mogelijk de handreiking omzetverantwoording toegepast.

Specifiek voor 2021 geldt dat als gevolg van Covid-19 problematiek aanvullende afspraken zijn gemaakt met zorgverzekeraars en dan subsidieregelingen beschikbaar zijn gekomen vanuit het Ministerie van VWS. Hierdoor is de zorgomzet bepaald op basis van voorwaarden in de CB regeling. Daarnaast is onder de opbrengsten zorgprestaties onder andere de ministeriële subsidieregeling Bonus zorgprofessionals Covid-19 verantwoord. Wegens huidige onzekerheden ten aanzien van onder andere het protocol en de mogelijke samenhang met de CB-regeling is de subsidieregeling Opschaling curatieve zorg Covid-19 niet geheel verantwoord. Voor een nadere uiteenzetting van onzekerheden ten aanzien van deze regelingen verwijzen wij naar 1.1.4.1.

Subsidies

Onder de subsidies is opgenomen de door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vastgestelde Rijksbijdrage en de bijdrage van de Universiteit Utrecht betreffende de Faculteit Geneeskunde.

Grondslagen voor resultaatbepaling

Overige opbrengsten

De overige opbrengsten zijn gebaseerd op aan derden gefactureerde of doorberekende bedragen voor geleverde goederen en diensten, waar relevant onder aftrek van omzetbelasting en kortingen. Onder de overige opbrengsten zijn eveneens opbrengsten uit hoofde van in opdracht van derden uitgevoerde onderzoeksprojecten verantwoord. Resultaten op onderzoeksprojecten zijn in de regel tussentijds niet op een betrouwbare wijze te bepalen gezien het niet lineaire verloop van de projecten. Positieve en negatieve resultaten uit onderzoeksprojecten worden geheel verantwoord in het boekjaar waarin het project wordt opgeleverd respectievelijk voltooid. Indien al wel tussentijds sterke aanwijzingen worden gesignaleerd voor eventuele verwachte negatieve resultaten wordt, op het moment dat de omvang redelijkerwijze is vast te stellen, een voorziening gevormd in het jaar waarin dit zich openbaart.

Personele kosten

Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de resultatenrekening voorzover ze verschuldigd zijn aan werknemers respectievelijk de belastingautoriteit.

De beloningen van het personeel worden als last in de resultatenrekening verantwoord in de periode waarin de arbeidsprestatie wordt verricht en, voor zover nog niet uitbetaald, als verplichting op de balans opgenomen. Als de reeds betaalde bedragen de verschuldigde beloningen overtreffen, wordt het meerdere opgenomen als een overlopend actief voor zover er sprake zal zijn van terugbetaling door het personeel of van verrekening met toekomstige betalingen door de instelling.

Voor de beloningen met opbouw van rechten (academic leave, gratificaties e.d. ) worden de verwachte lasten gedurende het dienstverband in aanmerking genomen. Een verwachte vergoeding ten gevolge van gratificaties worden verantwoord indien de verplichting tot betaling van die vergoeding is ontstaan op of vóór balansdatum en een betrouwbare schatting van de verplichtingen kan worden gemaakt. Ontvangen bijdragen voortvloeiend uit levensloopregelingen worden in aanmerking genomen in de periode waarover deze bijdragen zijn verschuldigd. Toevoegingen aan en vrijval van verplichtingen worden ten laste respectievelijk ten gunste van de resultatenrekening gebracht.

Indien een beloning wordt betaald, waarbij geen rechten worden opgebouwd (bijvoorbeeld doorbetaling in geval van ziekte of arbeidsongeschiktheid) worden de verwachte lasten verantwoord in de periode waarover deze beloning is verschuldigd. Voor op balansdatum bestaande verplichtingen tot het in de toekomst doorbetalen van beloningen (inclusief ontslagvergoedingen) aan personeelsleden die op balansdatum naar verwachting blijvend geheel of gedeeltelijk niet in staat zijn om werkzaamheden te verrichten door ziekte of arbeidsongeschiktheid wordt een voorziening opgenomen. De verantwoorde verplichting betreft de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichting op balansdatum af te wikkelen. De beste schatting is gebaseerd op contractuele afspraken met personeelsleden (CAO en individuele arbeidsovereenkomsten). Toevoegingen aan en vrijval van verplichtingen worden ten laste respectievelijk ten gunste van de resultatenrekening gebracht.

Ontslagvergoedingen

Ontslagvergoedingen zijn vergoedingen die worden toegekend in ruil voor de beëindiging van het dienstverband. Een uitkering als gevolg van ontslag wordt als verplichting en als last verwerkt als de organisatie zich aantoonbaar onvoorwaardelijk heeft verbonden tot betaling van een ontslagvergoeding. Als het ontslag onderdeel is van een reorganisatie, worden de kosten van de ontslagvergoeding opgenomen in een reorganisatievoorziening. Ontslagvergoedingen worden gewaardeerd met inachtneming van de aard van de vergoeding. Als de ontslagvergoeding een verbetering is van de beloningen na afloop van het dienstverband, vindt waardering plaats volgens dezelfde grondslagen die worden toegepast voor pensioenregelingen. Andere ontslagvergoedingen worden gewaardeerd op basis van de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichting af te wikkelen.

Pensioenen

Het UMC Utrecht heeft voor haar werknemers een toegezegde pensioenregeling. Hiervoor in aanmerking komende werknemers hebben op de pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat is gebaseerd op het gemiddeld verdiende loon berekend over de jaren dat de werknemer pensioen heeft opgebouwd bij het UMC Utrecht. De verplichtingen, die voortvloeien uit deze rechten van haar personeel, zijn ondergebracht bij het ABP. Het UMC Utrecht betaalt hiervoor premies waarvan 70% door de werkgever wordt betaald en 30% door de werknemer. De pensioenrechten worden jaarlijks door het ABP geïndexeerd, indien en voor zover de dekkingsgraad van het pensioenfonds (het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door haar financiële verplichtingen) dit toelaat. Eind december 2021 bedroeg de actuele dekkingsgraad van het ABP 110,2%. Het vereiste niveau van de dekkingsgraad is 128%. Het pensioenfonds verwacht volgens het herstelplan binnen 8 jaar hieraan te kunnen voldoen en voorziet geen noodzaak voor de aangesloten instellingen om extra stortingen te verrichten of om bijzondere premieverhogingen door te voeren. Het UMC Utrecht heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij het pensioenfonds, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. Het UMC Utrecht heeft daarom alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening verantwoord.

Afschrijvingen

De afschrijvingen geschieden tijdsevenredig op basis van door tariefbepalende instanties voorgeschreven percentages, dan wel de verwachte economische levensduur. Op aanschaffingen in het verslagjaar wordt naar tijdsgelang afgeschreven, tenzij door tariefbepalende instanties anders is voorgeschreven.

Financiële baten en lasten

De financiële baten en lasten betreffen van derden en gelieerde partijen ontvangen (te ontvangen) en aan derden en gelieerde partijen betaalde (te betalen) interest. Tevens is hieronder opgenomen het aandeel van de stichting in het resultaat van de op nettovermogenswaarde gewaardeerde deelnemingen danwel ontvangen dividenden van deelnemingen waarin geen invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid wordt uitgeoefend en waardeveranderingen van financiële vaste activa en effecten.

Overheidssubsidies

Overheidssubsidies worden aanvankelijk in de balans opgenomen als vooruitontvangen baten zodra er redelijke zekerheid bestaat dat zij zullen worden ontvangen en dat het UMC Utrecht zal voldoen aan de daaraan verbonden voorwaarden. Subsidies ter compensatie van door de groep gemaakte kosten worden systematisch als opbrengsten in de resultatenrekening opgenomen in dezelfde periode als die waarin de kosten worden gemaakt. Subsidies ter compensatie van de groep voor de kosten van een actief worden systematisch in de resultatenrekening opgenomen gedurende de gebruiksduur van het actief.
Legitimering beschikbaarheidsbijdrage academische component Universitaire Medisch Centra (UMC’s) worden geacht om op elk moment zorg te kunnen bieden aan complexe (academische) patiënten, volgens de laatste stand van de wetenschap. Daarvoor houden UMC’s permanent voorzieningen aan, in mensen en infrastructuur. De Beschikbaarheidsbijdrage Academische Zorg (BBAZ) is bedoeld om die kosten te vergoeden. In 2021 ontving het UMC Utrecht 92,1 miljoen aan BBAZ (excl.de bijdrage voor decentrale huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ)).

De UMC’s hebben de afgelopen jaren met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gewerkt aan project ROBIJN. Doel hiervan is te komen tot objectieve, transparante verdeling van- en verantwoording over de BBAZ.

Hiertoe wordt de BBAZ onderverdeeld in een vast en een variabel deel. Het variabele deel is bedoeld voor de zorg aan academische patiënten. De systematiek voor dit deel is gebaseerd op patiëntenlabels, waarmee het aantal academische patiënten bepaald kan worden. Voorbeelden van deze labels zijn doorverwijzing uit een ander ziekenhuis, zeldzame diagnose en zeldzame operatie. De patiëntenlabels worden in overleg met de betrokken partijen de komende jaren verder ontwikkeld en gevalideerd.

Het vaste deel is bedoeld voor de infrastructuur, kennis, ontwikkeling en innovatie die nodig is voor het behandelen van een academische patiënt. Omdat een deel van deze voorzieningen 24/7 beschikbaar moet zijn ongeacht het aantal patiënten, wordt er een vast deel gehanteerd. Afgesproken is dat 30% van de BBAZ beschikbaar is voor het vaste deel en verdeeld wordt op basis van zorgomzet. Het vaste deel zal worden verantwoord aan de hand van negen kostencategorieën die vanuit het vaste deel vergoed worden. Voorbeelden hiervan zijn innovatieve, nog niet-vergoede zorg (nog geen DBC), voorzieningen voor rampen en innovatieve apparatuur/IT.

De verantwoording over 2021 wordt voor 1 september 2022 aangeleverd bij de NZa. Hieruit verwachten wij geen financiële consequenties voor het UMC Utrecht.

Belastingen

Belastingen omvatten de over de verslagperiode verschuldigde en verrekenbare belastingen en latente belastingen. De belastingen worden in de resultatenrekening opgenomen, behoudens voor zover deze betrekking hebben op posten die rechtstreeks in het eigen vermogen worden opgenomen, in welk geval de belasting in het eigen vermogen wordt verwerkt.

Overige bepalingen

De rechten en verplichtingen uit hoofde van meerjarige financiële contracten, zoals huur en lease, worden niet in de balans opgenomen. De lasten die hieruit voortkomen zijn verantwoord onder de bedrijfskosten.

In de resultatenrekening zijn de baten en lasten van de tweede, derde en vierde geldstroomprojecten (onderzoeksprojecten) integraal opgenomen.

Grondslagen van segmentering

In de jaarrekening wordt een segmentatie van de resultatenrekening gemaakt. Voor de indeling van de geconsolideerde resultatenrekening naar segmenten is de volgende indeling gehanteerd:

  • Patiëntenzorg, Onderwijs en Onderzoek Collectief Gefinancierd.

  • Tweede, derde en vierde geldstroom.

  • Overige activiteiten.

Het segment ‘Patiëntenzorg, Onderwijs en Onderzoek Collectief Gefinancierd’ bevat de door middel van de Rijksbijdrage gefinancierde activiteiten en de gefinancierde activiteiten in het kader van patiëntenzorg en de werkplaatsfunctie. Dit segment bevat ook de kosten en opbrengsten verbonden aan de activiteiten van de Faculteit Geneeskunde van de Universiteit Utrecht.

Het segment ‘Tweede, derde en vierde geldstroom’ bevat de direct toerekenbare kosten en opbrengsten verbonden aan deze onderzoeksprojecten.

Het segment ‘Overige activiteiten’ bevat de financiële gegevens van de entiteiten zoals genoemd in de grondslagen van de consolidatie.

Bij de verdeling van de resultatenrekening per segment is aangesloten op de activiteiten van het bedrijfsproces. Er heeft geen verdeling cq toerekening van indirecte kosten plaatsgevonden.

Grondslagen voor de opstelling van het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen en (indien aanwezig) beleggingen die zonder beperkingen en zonder materieel risico van waardeverminderingen als gevolg van de transactie kunnen worden omgezet in geldmiddelen. Betalingen die voortvloeien uit langlopende leningen worden voor het gedeelte dat betrekking heeft op rente opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten en voor het gedeelte dat betrekking heeft op aflossingen opgenomen onder de kasstroom uit financieringsactiviteiten. De mutatie geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de mutatie van het saldo liquide middelen. Transacties waarbij geen ruil van kasmiddelen plaatsvindt zijn niet in het kasstroomoverzicht opgenomen.

Grondslagen voor gebeurtenissen na balansdatum

Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen en (indien aanwezig) beleggingen die zonder beperkingen en zonder materieel risico van waardeverminderingen als gevolg van de transactie kunnen worden omgezet in geldmiddelen. Betalingen die voortvloeien uit langlopende leningen worden voor het gedeelte dat betrekking heeft op rente opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten en voor het gedeelte dat betrekking heeft op aflossingen opgenomen onder de kasstroom uit financieringsactiviteiten. De mutatie geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de mutatie van het saldo liquide middelen. Transacties waarbij geen ruil van kasmiddelen plaatsvindt zijn niet in het kasstroomoverzicht opgenomen.

Grondslagen voor gebeurtenissen na balansdatum

Gebeurtenissen die nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum en die blijken tot aan de datum van het opmaken van de jaarrekening worden verwerkt in de jaarrekening.

Gebeurtenissen die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum worden niet in de jaarrekening verwerkt. Als dergelijke gebeurtenissen van belang zijn voor de oordeelsvorming van de gebruikers van de jaarrekening, worden de aard en de geschatte financiële gevolgen ervan toegelicht in de jaarrekening.

Waarderingsgrondslagen WNT

Voor de uitvoering van de Wet normering topinkomens (WNT) heeft de instelling zich gehouden aan de wet- en regelgeving inzake de WNT, waaronder de instellingsspecifieke (sectorale) regels. De raad van toezicht heeft voor 2021 de indeling in klasse V goedgekeurd, gebaseerd op een totaalscore van 15.